Deze blog onderzoekt hoe bepaalde gedichten aan de middeleeuwse dichter Rumi (1207-1273) worden toegeschreven om religie te bekritiseren en zelfs te vervangen door seculiere normen en waarden gebaseerd op de rede. Dergelijke gedichten tonen de verschuiving naar secularisatie in Iran en in andere Perzisch sprekende samenlevingen.
De brute dood van de 22-jarige Mahsa Amini door de islamitische zedenpolitie markeert op 16 september 2022 in Iran het begin van grootschalige protesten tegen de Islamitische Republiek. Tijdens deze protesten gebruiken de Iraniërs veel nieuwe leuzen maar ook veelvuldig klassieke en moderne Perzische poëzie om hun eisen te verwoorden en het regime te veroordelen. Ook op sociale media wordt veel gediscussieerd over de rol van religie in een rechtsstaat. Deze discussies worden vaak met behulp van gedichten, visuele kunsten, en video’s gevoerd. De teksten, beelden, en video’s worden massaal gedeeld op sociale media. Een van de centrale vragen is hoe een religie de oorzaak van zoveel geweld kan zijn. In de eerste drie maanden van de protesten werden ongeveer 20.000 mensen gearresteerd, meer dan 500 mensen gedood, waaronder ruim 60 kinderen, en recent is een aantal jonge mensen door de ‘islamitische’ rechtbanken ter dood veroordeeld. Verschillende doodsvonnissen zijn ook al uitgevoerd.
Een van de teksten op video die vaak wordt gedeeld, wordt -ten onrechte- toegeschreven aan de grote spirituele leermeester Jalal al-Din Rumi (1207-1273). De verspreiding van deze video’s zijn niet beperkt tot Iran maar worden ook gedeeld in de context van Afghanistan, waar (veelal Perzisch sprekende) Afghanen te maken hebben met de gewelddadige Taliban. Zo ook in de volgende video:
Het gedicht dat de man reciteert in de video problematiseert het concept ‘religie’ en wat de rol van religie in de maatschappij is. Voordat ik het gedicht ga analyseren, geef ik een letterlijke vertaling:
Dit gedicht wordt gedeeld in verschillende varianten, maar deze variant is de meest gedeelde versie op sociale media. Op het eerste gezicht lijkt dit gedicht op vele anekdoten die Rumi vertelt, maar snel wordt duidelijk dat Rumi zelf sommige van deze uitspraken zoals “als je het bloed van ongelovigen / vergiet, wordt je hiervoor mateloos beloond” nooit zou hebben gedaan. We zien hoe de anonieme dichter bepaalde populaire ideeën van Rumi, zoals religieuze tolerantie, integreert in zijn gedicht. Er zijn ook frases die veel op Rumi’s gedichten lijken. Bijvoorbeeld, de versregel, “Ik ben noch moslim, noch christen, noch jood” doet denken aan de bekende ghazal van Rumi waarin hij zegt, “O moslims! Wat is de maatregel want ik weet niet wie ik ben, noch ben ik een christen, noch een jood, noch een zoroastriër, noch een moslim.” In de rest van dit gedicht wordt duidelijk dat het niet gaat om het feit dat Rumi twijfelt aan zijn geloof, maar meer dat hij alle religies overstijgt en eenwording met de goddelijke geliefde heeft bereikt.
Het is niet duidelijk waarom dit gedicht aan Rumi wordt toegeschreven. Waarschijnlijk vanwege de gematigde religieuze opvattingen en het plaatsen van liefde en humanisme boven religie. Een rede om het gedicht aan Rumi toeschrijven is dat hij groot internationaal aanzien heeft als denker en dichter. Zijn naam legitimeert de boodschap van de tekst: als hij het zegt, vertolkt het een diepe waarheid. De tweede reden is dat zo’n toeschrijving de tekst naar de middeleeuwen plaatst: met andere woorden, er wordt al honderden jaren zo over gedacht en gesproken. Behalve het legitimeren van de boodschap van het gedicht, maakt zo’n toeschrijving het gedicht tijdloos. De derde reden is dat zo’n gedicht bevestigt hoe in het huidige Iran wordt nagedacht over religie. Het delen van het gedicht op social media vertolkt de emoties van de mensen. De persoon die het gedicht deelt verschuil zich achter Rumi; kijk! zelfs Rumi zei het al zevenhonderd jaar geleden! De vierde reden is dat Rumi ook in het westen bekend is en wordt gewaardeerd. Het geeft dus een band aan tussen ‘het westen’ en de mensen die in opstand komen tegen het regime. De mensen in islamitisch Iran houden van mensen ongeacht hun religie.
De nadruk van dit gedicht ligt op rede. De dichter gebruikt de Perzische term kherad, wat ‘rede’ of ‘wijsheid’ betekent. De term komt vaak voor in de klassieke Perzische poëzie voor maar wordt ook geassocieerd met het “boek der wijsheid,” een compilatie van didactische, ethische en filosofische teksten die een praktische levensbeschouwing voorschrijven. Hier ligt de nadruk op correct handelen en fatsoenlijk gedrag.
In dit gedicht wordt kherad tegenover religie gezet. Volgens de dichter schrijft religie het doden van medemensen voor, terwijl kherad de mensen aanraadt te reflecteren op hun daden en de gevolgen hiervan. In plaats van soortgenoten als vijanden te beschouwen vanwege hun religies, moet men ze liefhebben. Het woord dusti in de laatste regel komt van het Perzische dust dat “vriend,” “geliefde,” en “lief” betekent. Het samengestelde werkwoord dusti-karden behelst “vrienden zijn,” “mensen vriendelijk behandelen,” maar ook “liefhebben” in de klassieke context. De rede en het humanisme brengen de mensen naar de hemel. Het valt ook op hier dat de dichter het Perzische woord minu voor hemel gebruikt en niet de islamitische concepten die naar het hiernamaals verwijzen.
De vraag die de zoon aan zijn vader stelt, “Wat is de beste religie?” is zeer actueel in Iran. Mensen zijn zoekende naar een weg om niet alleen in dit materiële bestaan een goed leven te leiden maar ook verzekerd te zijn van verlossing in het hiernamaals. Het antwoord van de vader is een duidelijk pleidooi voor secularisatie. De vader associeert religie met geweld. In deze simpele Perzische stijl valt de Arabische samenstelling mahdur al-damm op. Lezers zullen dit met de islam associëren. De vader is van mening dat de religie er de oorzaak van is dat mensen elkaars bloed vergieten, en dat hen een beloning in het vooruitzicht wordt gesteld voor hun gewelddadige daad. De vader kiest de rede als zijn gids omdat het doden van de medemens op religieuze gronden niet te rechtvaardigen is. Zo’n uitgesproken gedicht blijft niet onbeantwoord.
Dit gedicht is niet zo uitzonderlijk aangezien Iran een traditie van secularisatie kent. Een aanzienlijk deel van de Iraanse bevolking is areligieus. In tegenstelling tot vele andere islamitische landen begon de secularisatie in Iran al in de negentiende eeuw. Nationalistische intellectuelen zoals Mirza Fath-Ali Akhundzadeh (1812-1878) en Mirza Aqa Khan Kermani (1854-1896) zetten zich af tegen de islam. In deze periode zochten de Perzische intellectuelen een oorzaak voor het achterblijven van Iran ten opzichte van Europa, waar grote technologische vooruitgang was. De teloorgang van de oude glorie van het Perzische Rijk onder de Arabisch-islamitische heersers werd gezien als de reden voor deze stagnatie en zelfs de achteruitgang van de Perzische cultuur. Deze intellectuelen hadden geen oog voor de overweldigende bijdrage van de Perzen in het tot stand brengen van de islamitische beschaving. Het gedachtengoed van deze seculiere intellectuelen werd later overgenomen door de Pahlavi dynastie (1925-1979) die de Perzische cultuur wilde seculariseren. De effecten van deze secularisatie zijn zichtbaar in de toenemende Iraanse intellectuele kringen vóór de Revolutie van 1979. De omvang van de seculiere bevolking is drastisch toegenomen na de Revolutie, vooral vanwege de averechtse effecten van de islamistische ideologie van het regime. Ook na de Revolutie is het aantal seculieren sterk toegenomen, deels vanwege de islamitische ideologie van het regime, en de uitsluiting, vervolging, gevangenneming en executie van religieuze en politieke dissidenten. En deels vanwege de oprichting van onderwijsinstellingen in het hele land die hoger onderwijs stimuleren. Ongeveer 65% van de universiteitsstudenten zijn meisjes. De universiteitsstudenten hebben ervaren dat religie en een theocratische ideologie geen antwoord kunnen geven op minimale eisen voor welvaart en veiligheid en voor basis mensenrechten. Volgens Gamaan, een groep wetenschappers die de attitudes ten opzichte van politiek, religie en taal analyseert, is een deel van de Iraanse bevolking areligieus of ervaart religie als iets persoonlijks.
Het gedicht dat toegeschreven is aan Rumi dient in deze context gelezen te worden, een context waarin religie plaats moet maken voor humanisme. Het voornaamste doel van religie om mensen door het rechte pad naar verlossing te leiden, is in de huidige Perzische cultuur vervangen door medemenselijkheid. De receptiegeschiedenis van Rumi is een desideratum, vooral om te onderzoeken hoe Rumi in de laatste decennia symbool is geworden van mystieke islam waarin menselijke waardigheid de religieuze verschillen overtreft. Maar daarnaast is de receptie van Rumi zijn gedichten ook interessant, om na te gaan hoe mensen gedichten aan hem toeschrijven die hij nooit heeft geschreven.
Voor een Engelse versie van deze blog klik hier.
© Asghar Seyed-Gohrab and the Beyond Sharia ERC Project, 2023. This project has received funding from the European Research Council (ERC) under the European Union’s Horizon 2020 research and innovation programme (Grant agreement No. 101020403). Any unlicensed use of this blog without written permission from the author and the Beyond Sharia ERC Project is prohibited. Any use of this blog should give full credit to Asghar Seyed-Gohrab and the Beyond Sharia ERC Project.